Nieuwe ronde, nieuwe kansen: het Wetsvoorstel personenvennootschappen 3.0
Op 21 februari 2019 is het Wetsvoorstel modernisering personenvennootschappen
(hierna: Wetsvoorstel) in consultatie gegaan. Dit is niet de eerste poging om het personenvennootschapsrecht te wijzigen. Na twee vergeefse pogingen wordt er nu voor de derde keer geprobeerd om het personenvennootschapsrecht te vernieuwen.
Het Wetsvoorstel beoogt ondernemerschap te faciliteren, zekerheid te bieden aan het handelsverkeer en in passende bescherming te voorzien voor zowel vennoten als degenen die met de vennootschap handelen. Niet alleen het oude taalgebruik is in een nieuw jasje gestoken, ook inhoudelijk brengt het Wetsvoorstel aanpassingen met zich mee.
Ten eerste voorziet het Wetsvoorstel in twee rechtsvormen: de vennootschap en de commanditaire vennootschap. Deze rechtsvormen vervangen de huidige verspreide regeling van de maatschap, vennootschap onder firma en commanditaire vennootschap. Een onderscheid tot het uitoefenen van een beroep of bedrijf wordt in het Wetsvoorstel niet meer gemaakt; beide rechtsvormen kunnen voor deze activiteiten gebruikt worden.
Daarnaast regelt het Wetsvoorstel dat de personenvennootschap ontstaat door het aangaan van een overeenkomst door de vennoten. Hieraan ligt geen vormvereiste ten grondslag. Het is dus niet verplicht om een notaris in te schakelen bij het aangaan van een vennootschapsovereenkomst. Bij het aangaan van zo’n overeenkomst verkrijgt de personenvennootschap rechtspersoonlijkheid. Dit is een belangrijke wijziging ten opzichte van de huidige wetgeving, waarin voor het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid altijd de tussenkomst van een notaris vereist is.
Het is in principe niet verplicht om de vennootschap in te schrijven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. De rechtspersoonlijkheid zal dan echter niet onbegrensd zijn. Om als vennootschap registergoederen en nalatenschappen te kunnen verkrijgen is het namelijk wél verplicht om ingeschreven te staan. Voor de commanditaire vennootschap geldt altijd een inschrijvingsverplichting.
Wanneer de personenvennootschap ingeschreven staat in het Handelsregister, bepaalt het Wetsvoorstel dat het een afgescheiden vermogen heeft. Dit vermogen kwalificeert als een eenvoudige gemeenschap. De huidige complexiteit rondom de gemeenschappelijke eigendom van de vennoten zal hierdoor verdwijnen.
Het zal dan bijvoorbeeld ook een stuk makkelijker worden om goederen op naam van de vennootschap zelf te zetten. Daarnaast zal het toe- en uittreden van vennoten eenvoudiger worden. Er hoeft immers geen levering meer van een aandeel in een goed door de vennoot plaats te vinden bij het toe- of uittreden. Dit scheelt niet alleen in kadaster- en notariskosten, maar ook ingewikkelde vermogensbedingen kunnen achterwege blijven.
Een veel gemaakte denkfout is dat de rechtspersoonlijkheid ervoor zorgt dat vennoten niet aansprakelijk gesteld kunnen worden. Het Wetsvoorstel verduidelijkt dat de vennoten nog steeds hoofdelijk aansprakelijk zullen zijn voor verbintenissen van de vennootschap. Indien de vennootschap is ingeschreven in het Handelsregister, geldt dat een crediteur primair verhaal moet halen bij de vennootschap. Op het moment dat de vennootschap de schuld niet kan voldoen, kan de crediteur pas aankloppen bij de vennoten zelf.
Een laatste belangrijke wijziging voor zowel de vennootschap als de commanditaire vennootschap is de mogelijkheid tot gehele uitsluiting van een vennoot tot gerechtigheid in de winst. In beginsel zijn de vennoten voor gelijke delen gerechtigd tot de winst, maar in de vennootschapsovereenkomst kan hiervan worden afgeweken. In het huidige recht is het niet mogelijk om een vennoot geheel uit te sluiten van de winst.
Regels betreffende overgangsrecht, inwerkingtreding en fiscale gevolgen zijn niet terug te vinden in het Wetsvoorstel. Deze bepalingen zullen nader onderzocht moeten worden en leiden naar alle waarschijnlijkheid nog tot aanvulling van het Wetsvoorstel. Tot en met 31 mei 2019 kan er op het Wetsvoorstel op gereageerd worden.
Hoewel we vernieuwing van het personenvennootschapsrecht alleen maar kunnen toejuichen, willen we vanuit onze expertise graag een advies meegeven. Ook al verplicht het Wetsvoorstel geen notariële tussenkomst, toch luidt ons advies om bij het aangaan van een vennootschapsovereenkomst altijd bij een expert langs te gaan. Zo bent u er zeker van dat er een overeenkomst op maat opgesteld wordt waarin de onderlinge wensen en afspraken zorgvuldig zijn opgenomen.
Hopelijk zal dit Wetsvoorstel leiden tot een daadwerkelijke wijziging van deze wet en kunnen we voorgoed afscheid nemen van de verouderde en complexe regelgeving van de personenvennootschap. Zal drie keer dan toch scheepsrecht zijn?