De Tweede Kamer heeft op 28 april ter bijwerking van de begroting voor 2023 de Voorjaarsnota gepubliceerd. Onderdeel hiervan is een aantal wijzigingen in de bedrijfsopvolgingsregeling voor de schenk- en erfbelasting (BOR) en de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting (DSR).
Het kabinet hoopt hiermee de doelmatigheid en uitvoerbaarheid van de regelingen te verbeteren en eventuele moeilijkheden voor ondernemers weg te nemen. In de Voorjaarsnota stelt het kabinet een aantal maatregelen voor die wij hieronder zullen bespreken.
Vrijstelling
Ten eerste wil het kabinet de vrijstelling in de BOR wijzigen: deze is op dit moment 100% voor een going concern waarde – de ondernemingswaarde indien de onderneming als geheel wordt voortgezet – tot €1.205.871,- en 83% over de waarde boven dat bedrag. Op basis van het voorstel zou dit 100% worden voor een going concern waarde tot €1.500.000,- en 70% over de waarde boven dat bedrag.
Verhuurde onroerende zaken
In praktijk komt het vaak voor dat ondernemers die onroerende zaken bezitten en verhuren, dit opgeven als zijnde ondernemingsvermogen, terwijl er feitelijk sprake is van beleggingsvermogen. Het ondernemingsvermogen wordt immers voor het overgrote deel vrijgesteld van belasting, dus valt hiermee flink belastingvoordeel te behalen. Het kabinet stelt in haar nota daarom voor alle aan derden verhuurde onroerende zaken over één kam te scheren en als beleggingsvermogen aan te merken.
Doelmatigheidsmarge
Een derde wijziging is het afschaffen van de 5% doelmatigheidsmarge in beide regelingen. Deze marge houdt in dat bij BV’s beleggingsvermogen tot 5% van het ondernemingsvermogen wordt aangemerkt als ondernemingsvermogen. De doelmatigheidsmarge bereikt volgens de evaluatie niet haar doel en is bovendien vatbaar voor constructies.
Keuzevermogen
Voor bepaalde bedrijfsmiddelen die gemengd worden gebruikt – zowel privé als binnen de onderneming – bestaat een keuzemogelijkheid: het is aan de ondernemer of hij het middel kwalificeert als bedrijfsvermogen of privévermogen.
In de voorjaarsnota stelt het kabinet een nieuwe regel voor die de keuze beperkt: bedrijfsmiddelen die gemengd worden gebruikt kunnen slechts als ondernemingsvermogen worden aangemerkt en daarmee onder de BOR of DSR vallen, voor zover zij daadwerkelijk binnen de onderneming worden gebruikt. Stel dat u een auto voor 70% gebruikt in uw onderneming en 30% in privé, kan slechts die 70% onder de BOR of DSR vallen, in plaats van de huidige mogelijkheid van 100%.
Inperking ‘aanmerkelijk belang’
Op dit moment geldt de regel dat elk aanmerkelijk belang in aanmerking komt voor toepassing van de BOR of DSR. In de voorjaarsnota stelt het kabinet voor dit te beperken tot reguliere aandelen met een belang van 5% die volledig meedelen in de winstgerechtigdheid en de liquidatieopbrengst. De gedachte hierachter is dat het zal leiden tot vereenvoudiging van de uitvoering van de regelingen en het constructies zal ontmoedigen.
Bezits- en voortzettingseis
Ook wenst het kabinet de bezits- en voortzettingseisen te versoepelen om wijzigingen in activiteiten of herstructureringen niet in de weg te staan. Onder de huidige BOR moet de schenker de aanmerkelijk belang aandelen minimaal vijf jaar in bezit hebben voordat hij ze daadwerkelijk kan schenken. Bovendien dient de nieuwe bezitter de aandelen minimaal vijf jaar in eigen bezit te houden en de onderneming voort te zetten. Hoe het kabinet deze versoepeling voor zich ziet blijkt nog niet uit de nota. Wel blijkt dat de dienstbetrekkingseis voor de DSR wordt afgeschaft: de nieuwe bezitter hoeft niet meer minimaal 36 maanden in dienst te zijn geweest bij de betreffende onderneming.
Oneigenlijk gebruik
Ten slotte wil het kabinet oneigenlijk gebruik van de BOR tegengaan. Uit de praktijk blijkt dat personen op leeftijd hun persoonlijke vermogen omzetten in ondernemingsvermogen terwijl er geen reële bedrijfsoverdracht plaatsvindt. Het kabinet denkt er daarom aan vanaf een hoge leeftijdsgrens de termijn van de bezits- en voortzettingseis juist te verlengen. Ook kan een antimisbruikbepaling een rol gaan spelen.
Huidige stand van zaken
Op dit moment wacht het kabinet op een vervolgonderzoek ten aanzien van de voorgestelde maatregelen. De Tweede Kamer wordt over de uitkomsten van dit onderzoek eind juni 2023 geïnformeerd, waarbij de maatregelen tevens uitgebreider worden toegelicht.
De maatregel ten aanzien van de verhuurde onroerende zaken zal onderdeel zijn van het Belastingplan 2024, de overige maatregelen waarschijnlijk in het Belastingplan van 2025.